BoeddhaIn een café heb ik een man ontmoet die een half jaar dwars door bezet Afghanistan is getrokken. Te paard, soms met de Russische tanks op de hielen. Hij heeft zijn dagboeken uitgewerkt tot een manuscript, maar er moet nog het een en ander aan worden bijgeschaafd. Iets voor jou? Jij bent tenslotte een paar keer in Afghanistan geweest", aldus een vriend van mij via de telefoon. En zo trad Hugo de Oude op een herfstige avond van het jaar 1984 mijn woning binnen.Ik beloofde hem zijn manuscript te zullen lezen en hem snel uitsluitsel te verschaffen. De inhoud van de 280 volgetikte vellen papier viel mij niet mee, maar ook niet tegen. Onder de overvloed aan woorden en details zag ik een eerlijk, nobel en spannend verhaal schitteren. Vooral de confrontatie tussen drie mannen die zich om heel verschillende redenen in oorlogsgebied hadden gewaagd. Maar tevens een menselijk document van de bloedige Afghaanse strijd om de vrijheid, te zeer en te lang onttrokken aan het oog -en nu plotseling van zo nabij gezien. Bij het bewerken moest ik soms denken aan het vijftig meter hoge Boeddhabeeld dat, gehakt uit een immense rotswand in het hart van Afghanistan, sinds eeuwen, lang voor de komst van de Islam, de vallei van Bamiyan domineert. Toen het beeld klaar was vroegen de pelgrims: "Wie toch heeft dit monument vervaardigd?" Waarop de makers antwoordden: "Wij hebben slechts het overbodige weggehakt". Moge dit boek een waardig monument zijn ter ere van de Afghaanse vrijheidsstrijd. Rolf Hoekstra ------------------------------------------ Bovenstaand kader schreef ik als een soort van Verantwoording aan het begin van het boek 'Paardehoeven in tanksporen'. Ik kon toen niet vermoeden hoe symbolisch beide Boeddhabeelden zouden worden voor de Afghaanse vrijheidsstrijd. Na het verdwijnen van de Russen, ontstonden nieuwe gevechten tussen tal van krijgsheren in alle delen van het al zo zwaar geteisterde land. Van vrijheid was geen sprake. Met het opblazen van beide Boeddha’s maakten de Talibaan dit “waardig monument ter ere van de Afghaanse vrijheidsstrijd” als symbool compleet. Toen het boek pas was uitgekomen, schreef ik voor familie, vrienden en lezers die daar prijs op stelden het volgende motto voorin: "Er is geen berg zo hoog, of de mens vindt er een weg". "Afghaans spreekwoord", voegde ik er ter verduidelijking aan toe. Niet wetend dat dit spreekwoord later door 11 september zo verschrikkelijk bewaarheid zou worden. Beide Boeddhabeelden maakten een onvergetelijke indruk op mij. De grootste van de twee, vijftig meter hoog, stamt uit het begin van onze jaartelling (3e eeuw). Ondanks de woestijntanden van de tijd en de eerste beeldenstorm van het moslimfundamentalisme (12e eeuw), was de grote Boeddha nog altijd indrukwekkend. Ik heb aan zijn voeten geslapen, buiten in de open lucht bij een temperatuur van ’s nachts twintig graden onder nul. Bij volle maan leek de Verlichte zo uit zijn duistere nis naar voren te stappen, de met miljarden heldere sterren bezaaide melkweg in. Via een omweg kon je over een in de steile rotswand uitgehouwen pad en vervolgens door een stelsel van gangen het hoofd van de Boeddha bereiken. Het uitzicht was fascinerend. Ik zette mijn fotokoffer op het schedeldak van gele oker en begon de verten te fotograferen. Kijkend door de zoeker, struikelde ik over m'n statief en viel bijna achterover in het zwarte gat van de tunnel. Was ik opzij gestruikeld, dan was ik mij te pletter gevallen in wat misschien een mooie dood had moeten worden. Hoewel? Na een reis van een half jaar door Syrië, Irak en Iran schreef ik naar huis dat ik de herfst zo miste na al die woestijnen. Het was eind oktober. En warempel, in Bamiyan kwam ik hem dan toch nog tegen, de herfst. Ik reed hotsebotsend over de onverharde met stenen bezaaide weg zogezegd een hoek om de vallei binnen en daar klapperde een rij bomen met hun gele vlaggen tegen de strakblauwe lucht. "Een herfst is er, onaangerand van sterven"' herinnerde ik mij een dichtregel van Anthonie Donker. Dat moet deze herfst zijn, dacht ik toen. De Bamiyanvallei is een beschutte plooi in het ruige berglandschap van de Hindu Kush, een uitloper van de Himalaya in Afghanistan. Dankzij haar afgesloten, eenzaam en klimatologisch gezien milde karakter was de Bamiyanvallei al lang voor onze jaartelling een toevluchtsoord voor boeddhistische monniken. Zij trokken zich ver weg van de bewoonde wereld terug om te mediteren in holen die ze uitgroeven in het bergmassief. Nadat Alexander de Grote de weg tussen oost en west had opengebroken, volgden de grote handelskaravanen deze route. Ook zij ontdekten de Bamiyanvallei en vonden er een paar dagen rust na de moeilijke oversteek van de Hindu Kush of na de lange tocht uit India of uit het westen van en naar China via de Zijderoute. Van de handelsreizigers uit Hellas en Rome hoorden de boeddhistische monniken over de reuachtige beelden van keizers als Nero en Augustus. Dat inspireerde hen tot het uitvoeren van beide grootse werken. In de tweede eeuw na Christus hakten zij de kleine Boeddha met een hoogte van dertig meter uit de rotswand. Een eeuw later en een paar honderd meter er vandaan volgde de grote Boeddha van vijftig meter. Het laatste beeld is daarom ook zo uniek omdat hierin de oosterse en westerse invloeden zijn verenigd. De mantel (pallium of toga) met zijn zo kenmerkende plooien is van Grieks-Romeinse snit, een unicum. Deze plooien werden op een speciale manier gemodelleerd. De monniken spanden touwen die met pluggen in het beeld werden vastgezet. Daarna werd de Boeddha met een dikke pleisterlaag van modder gemengd met stro afgewerkt. Gedurende de jaren dat de grote Boeddha werd gemaakt, leefden meer dan duizend monniken in hun grotwoningen links en rechts van beide kolossen. De rotswand ziet er daardoor nog steeds uit als een gatenkaas. De vallei zelf was dankzij haar beschutte ligging uitstekend geschikt voor landbouw en veeteelt. De langstrekkende karavanen zorgden voor een groeiende welvaart. Uit alle delen van vooral de oosterse wereld trokken pelgrims naar de legendarische beelden. De kleinste was blauw beschilderd, de grootste rood. Gezicht en handen waren verguld. De beelden waren versierd met ontelbare glinsterende stenen. De eerste stralen van de opkomende zon zetten beide Boeddha's in een gouden gloed van licht. De Chinese pelgrim Hsuan-Tung schrijft in 632 na Christus: "De gouden kleurschakeringen spatten alle kanten op, en de kostbare versieringen verblinden de ogen door hun schittering". Deze tekst staat te lezen in een Engelstalig boekje dat ik ter plaatse heb gekocht. Volgens datzelfde boekje heeft het Boeddhisme in Bamiyan, dankzij haar geïsoleerde ligging, lang standgehouden. Ongeveer in de elfde eeuw drong ook hier de Islam door (het geboortejaar van de profeet Mohammed was omstreeks 570 in Mekka, in 632 te Medina gestorven). Moslims hebben toen het gelaat van de grote Boeddha weggehakt. Ook Genkhis Khan heeft ooit flink huisgehouden in Bamiyan. Omdat een kleinzoon van de grote Kahn gesneuveld was bij een poging de stad te veroveren, nam hij wraak. In 1222 maakte hij haar met de grond gelijk. Elke levende ziel werd afgeslacht. Niet alleen alle mannen, vrouwen en kinderen, ook al het vee, zelfs de huisdieren. Sindsdien heette Bamiyan 'de stad van de stilte'. Hoewel later geprobeerd is het stadje nieuw leven in te blazen, is dat nooit echt gelukt. De oude karavaanwegen verloren hun betekenis als gevolg van de ontdekking van nieuwe zeeroutes. In onze moderne tijd trokken beide Boeddha's nog wel bezoekers, die met een vliegtuigje op de korte landingsstrip landden om een paar uur later weer op te stijgen naar de bewoonde wereld. Of ze arriveerden in Landrovers en sliepen een nacht in het enige naar westerse maatstaven luxe hotelletje, om de volgende morgen naar Kaboel terug te keren. De Talibaan vonden dat hun voorgangers acht eeuwen geleden hun beeldenstorm maar halfslachtig hadden uitgevoerd. Want boeddha's zijn afgodsbeelden en afgodsbeelden dienen vernietigd te worden. In 1999 begonnen zij met tanks, mortieren en kalashnikovs op de beelden te schieten. In maart 2001 maakten zij het karwei grondig af door beide Boeddhabeelden met dynamiet op te blazen, zoals de hele wereld via televisiebeelden heeft kunnen zien. Een ramp die mij, het is misschien kinderachtig dat ik het zeg, persoonlijk.... Nee, ik heb er geen woorden voor. Bamiyan, niet veel meer dan een stoffige straat met lemen winkels, is voorgoed 'stad van de stilte' geworden. Maar hoog aan de nachtelijke hemel staat aan de voet van zijn eigen lichtende pad eeuwig de Boeddha, de Verlichte, niet in steen maar in sterren. << Terug |
|